Het eeuwige leven Cees Koppelaar (1931-2021)
Naast Ajax, balgevoel en techniek hadden Cruijff en Van Basten nog iets gemeen: beiden ‘leerden lopen’ van Cees Koppelaar
Cees Koppelaar Beeld Robin Utrecht / ANP
Hij was als looptrainer zijn tijd ver vooruit. Al in de jaren zestig deed hij aan blessurepreventie. ‘Niet overvoeren maar doseren’, was zijn motto. Hij had oog voor de looptechniek, hoe iemand zich bewoog en probeerde dat te verbeteren’, zegt NHD-journalist Marco Knippen die in het najaar onder de titel Van Pionier tot Autoriteit een boek over Cees Koppelaar wil uitbrengen.
Koppelaar was niet alleen bondscoach van de Nederlandse atletiekbond, maar ook looptrainer van de twee grootste voetballers uit de Nederlandse geschiedenis: Johan Cruijff en Marco van Basten. En 22 jaar was hij de looptrainer van ‘de andere nummer 14,’ Teun de Nooijer, drie keer verkozen tot de beste hockeyer ter wereld. Koppelaar overleed 26 april in zijn woonplaats Akersloot (NH). ‘Hij had in het harnas willen sterven. Op het sportveld. Het werd in bed na een hartstilstand’, zegt zijn vrouw Willeke Majoor. Samen hadden ze drie kinderen.
Hij werd geboren in Sliedrecht in een gezin van drie kinderen; een zus van zeven jaar ouder en een zeven jaar jongere zus. Toen hij jong was verloor zijn vader bij een ongeval in het baggerbedrijf zijn been. ‘Die heeft toen als de bliksem een middenstandsdiploma gehaald en is een kruidenierswinkel begonnen aan de dijk. Cees moest de bestellingen ophalen.’
De bedoeling was dat hij de zaak zou overnemen. Maar Cees wist al snel dat zijn interesses heel ergens anders lagen. Hij werd lid van de lokale atletiekclub en blonk daar uit op de middenafstanden.
Na de hbs ging hij naar de Academie voor Lichamelijke Oefening in Den Haag.
Vliegende huisvrouw
In Amsterdam werd zijn talent als loper en coach erkend. Jan Blankers, echtgenoot van ‘Vliegende huisvrouw’ Fanny, haalde hem binnen bij atletiekclub Sagitta, waar hij zijn toekomstige vrouw leerde kennen. Ze trouwden in 1964. Koppelaar bleef ook lopen en haalde in 1961, 1962 en 1963 een podiumplek op de 800 meter tijdens het Nederlands Kampioenschap.
Uiteindelijk kreeg hij ruzie met dezelfde Blankers, waarna hij bij Sagitta vertrok en zich helemaal op het coachen richtte. Hij werkte eerst met de voetballers van Blauw-Wit. Nadat Rinus Michels trainer van Ajax was geworden, kreeg hij de kans tien proeftrainingen te doen. ‘Na de eerste training kwam een klein mager ventje naar mij toe. Die sloeg me op mijn schouder en zei: ‘Goed voor je toekomst, dat je hier loopt. Dat was Cruijff’, zei hij.
Vijf jaar lang trainde hij twee keer per week de Ajax-selectie. Na de eerste Europa Cup I-zege van Ajax in 1971 ging hij weg. Maar hij werd twee keer teruggehaald: eerst door Hans Kraaij sr. en later door Cor Brom. Ook werkte hij met Han Berger bij FC Utrecht en Peter Boeve bij RKC. Dat combineerde hij met een vaste baan als gymnastiekleraar, onder meer aan Lyceum Sancta Maria in Haarlem, waar hij nog gymles gaf aan de latere politici Paul Rosenmöller en Hans Hoogervorst. Thuis was hij zelden.
Olympische Spelen München
Ook was hij bondscoach van de middenafstandslopers, onder meer tijdens de Olympische Spelen in München. Daar kwam hij in contact met de hockeyers.
In 1975 werd hij looptrainer van de Nederlandse hockeyploeg. Hockey zou een grote passie van hem worden. Hij onderkende het talent van Teun de Nooijer die toen in Alkmaar speelde. Ruim 25 jaar zou hij de looptrainer van Bloemendaal zijn en tien jaar van het nationale hockeyteam van Ierland. De biografie die door Knippen wordt gemaakt, is ook bedoeld als overzicht van van zijn trainingsmethoden en lesstof. Zijn nalatenschap.